CROSS Architecture: Met een Duits-Nederlandse blik
// In tijden van crisis kijken veel architecten met jaloezie naar Nederland. Maar wordt er daar echt beter gebouwd? En welke verschillen bestaan er op het gebied van duurzaamheid, bouwcultuur of regelgeving? We hebben hierover gesproken met Markus Sporer van CROSS Architecture. Het bureau is bewust internationaal opgezet met vestigingen in Aken, Keulen en Amsterdam, en heeft daardoor een directe vergelijking met de architectuurpraktijk in Nederland. Voor de oprichting van CROSS Architecture waren de drie oprichters tot 2016 werkzaam bij het gerenommeerde Nederlandse bureau Benthem Crouwel in Amsterdam.
BLACKPRINT: Met uw in 2016 opgerichte bureau CROSS Architecture bent u zowel in Duitsland als in Nederland succesvol actief. Welke bijzondere perspectieven verkrijgt u door deze internationale oriëntatie?
Markus Sporer: Over het algemeen is het zo dat wij in Aken en Keulen de Duitse projecten behandelen en het team in Amsterdam onder leiding van Marcel Blom de Nederlandse projecten uitvoert. Daarnaast is er natuurlijk een levendige uitwisseling en intensieve feedback over de grens heen. En afhankelijk van de eisen komt het regelmatig voor dat we elkaar versterken: als er bijvoorbeeld in Amsterdam extra hulp nodig is, gaan onze mensen daar soms twee weken naartoe of andersom. Dat heeft natuurlijk een enorme meerwaarde voor ons. Want onze medewerkers krijgen zo uit de eerste hand direct inzicht in welke basisprincipes en richtlijnen in Nederland een rol spelen en hoe deze ideeën verschillen van die van ons. In het beste geval kunnen deze ervaringen elkaar wederzijds beïnvloeden in het dagelijks werk.
BLACKPRINT: Momenteel realiseert u onder andere het "Huis van Kennis" in Bochum en de International School in Utrecht. Bij het project in Bochum wordt het voormalige hoofdpostkantoor het centrale ontmoetingspunt voor de stadsgemeenschap. De school in Utrecht wordt gekenmerkt door groene, terrasvormige daklandschappen die openstaan voor de groene omgeving en nieuwe leeromgevingen creëren. Bij beide projecten spelen groene dakterrassen een belangrijke rol.
Markus Sporer: Ja, dat klopt. Bij het "Huis van Kennis" in Bochum willen we het bakstenen gebouw van het voormalige hoofdpostkantoor uit 1931 transformeren tot een impuls voor de verdere stadsontwikkeling. Door de ruime opening van de gevels en de ruimtelijke integratie van een Digital Open Space, markthal, bibliotheek en volksuniversiteit willen we een soort openbare woonkamer creëren, waar mensen graag verblijven en waar de scheiding tussen verschillende functies grotendeels wordt opgeheven. Afhankelijk van je wens kun je hier je lunchpauze doorbrengen, de nieuwste games spelen of een studio huren om een videoproject uit te voeren of een podcast op te nemen. Een heel bijzondere rol speelt het groene dakterras. Als antwoord op de volledig verhardde omgeving willen we hier een groene ontspanningsruimte boven de stad creëren, met bomen tot acht meter hoog. Voor de planning en uitvoering van het terras hebben we het landschapsarchitectenbureau Greenbox ingeschakeld.
BLACKPRINT: En welke rol spelen de groene buitenterrassen bij de International School in Utrecht?
Markus Sporer: Met het project in Utrecht willen we een vooruitstrevende schoolcampus creëren die intercultureel leren bevordert door toegang te bieden tot de natuurlijke omgeving. Een centraal element hierin zijn de terrasvormige daklandschappen, ontworpen als leer- en speelplekken, die openstaan naar het aangrenzende natuurgebied Amelisweerd. Door de samenhang van binnen- en buitenruimtes ontstaat de mogelijkheid om het klaslokaal naar buiten te verplaatsen en binnen- en buitenactiviteiten met elkaar te verbinden. Bij dit project zijn we direct betrokken, omdat ons Amsterdamse team wordt ondersteund door onze medewerkers in de uitvoeringsfase.
BLACKPRINT: Dat zijn twee zeer spannende projecten. Maar laten we een stukje terugkijken: vóór de oprichting van CROSS Architecture werkten u en uw twee kantoorgenoten Marcel Blom en Cornelius Wens jarenlang als partners of medewerkers bij het gerenommeerde Amsterdamse bureau Benthem Crouwel. In die tijd leidde u projecten zoals het Mijnbouwmuseum in Bochum of Hotel Tivoli in Aken. Uw kantoorgenoot Marcel Blom werkte ook mee aan de planning van het nieuwe centraal station van Rotterdam. Welke ervaringen hebt u uit die tijd meegenomen?
Markus Sporer: Bij het stationsproject in Rotterdam was ik destijds niet direct betrokken, maar via mijn partners had ik natuurlijk altijd goed inzicht in de planning. Het project heeft een efficiënt verkeersknooppunt opgeleverd, dat tegelijkertijd dient als entree naar de stad en als doorgang tussen twee stadsdelen. Daarnaast ging het vanaf het begin ook om de gebruikerservaring, dus om de menselijke maat. Dit begint al met het akoestisch geactiveerde plafond van cederhout of de grote lichtreflecterende elementen die daglicht in het gebouw brengen. In combinatie met andere maatregelen heeft de grote stationshal een bijzonder aangename sfeer gekregen. Uiteindelijk vergeet je bijna dat je je in een druk verkeersknooppunt bevindt. Deze zintuiglijke ervaring is opmerkelijk en verschilt naar mijn mening duidelijk van de praktijk in Duitsland, waar men meer op "harde" feiten gericht is en de ervaring van gebruikers soms wordt vergeten. Een belangrijke rol speelde hier ook de betrokkenheid van het Rotterdamse landschapsarchitectenbureau West 8 bij het ontwerp van het plein en de verbinding van het station met het stadscentrum.
BLACKPRINT: Op uw website karakteriseert u het werk van CROSS Architecture als een combinatie van Duitse precisie en Nederlandse experimenteerdrift. Hoe zou u deze verschillende invloeden beschrijven, welke verschillen in bouwcultuur bestaan er hier en daar? En hoe combineert u deze twee in uw dagelijkse werk?
Markus Sporer: We merken steeds weer dat we in Nederland worden gezien als een Duits bureau en in Duitsland als een Nederlands bureau. En met deze identiteit komen we in beide landen goed aan. Voor ons in Aken en Keulen betekent dit dat we zeker iets meer experimenteren en bovendien de moed hebben om onconventionele voorstellen te doen. Aan de andere kant hebben we ook een zekere pragmatische basis en houden we de dingen graag simpel. Dit zou ik ook typisch Nederlandse eigenschappen noemen. Tegelijkertijd zijn we ons ervan bewust dat een project ook gerealiseerd moet worden en dat we niet voor de galerie werken. En we weten hoe een detail eruit moet zien, zodat het er ook over vijf of tien jaar nog goed uitziet en niet verouderd is. In dit opzicht kijkt men in Nederland soms niet zo nauw.
BLACKPRINT: Welke landspecifieke verschillen ziet u met betrekking tot duurzaamheid en welke waarde heeft Cradle-to-Cradle in Nederland?
Markus Sporer: Over het algemeen staan beide landen wat dat betreft op gelijke hoogte. Op het gebied van Cradle-to-Cradle zijn de Nederlanders echter een of twee stappen vooruit. Het beste voorbeeld hiervan is het in 2016 voltooide stadhuis van Venlo, dat tot op heden als een internationaal boegbeeld geldt. In Duitsland hebben we niets vergelijkbaars. Over het algemeen hebben we ons veel te lang uitsluitend beziggehouden met isolatiediktes en het energieverbruik van gebouwen, en dat gelijkgesteld met duurzaam bouwen. Inmiddels zijn we gelukkig een stap verder en realiseren we ons dat we ook aspecten als grijze energie, sloop, vergroening of koeling van de omgeving meer aandacht moeten geven. We zouden ook niet alles op alles moeten zetten om met veel moeite de laatste tien procent aan energiebesparing eruit te persen. In plaats daarvan zouden we eerder moeten nadenken over hoe we in ruil daarvoor hernieuwbare energie kunnen opwekken. Dat is eigenlijk veel slimmer en intelligenter. Een beetje meer Nederlandse pragmatiek zou ons ook hier goed doen.
BLACKPRINT: En welke landspecifieke verschillen ziet u op het gebied van regelgeving? Is het werkelijk zo dat er in Nederland minder bureaucratie rond de bouw bestaat? Wat zouden we in Duitsland hiervan kunnen leren? En welke hoop vestigt u op het nieuwe gebouwtype E, dat de Duitse overheid momenteel wil invoeren om het bouwen hier eenvoudiger en sneller te maken?
Markus Sporer: Wat regelgeving betreft, zijn de Nederlanders zeker in het voordeel. Er zijn daar namelijk veel minder en vooral minder tegenstrijdige voorschriften dan bij ons. Dit komt alleen al doordat we in Duitsland te maken hebben met alle verschillende bouwverordeningen van de deelstaten, evenals aanvullende DIN-normen en technische beheersvoorschriften, die bovendien ook nog eens op elkaar aansluiten. Ook hier geldt: in Duitsland willen we altijd 110 procent bereiken; minder is voor ons niet goed genoeg. Dit is in veel gevallen erg belemmerend en staat vaak ook haaks op onze verantwoordelijkheid met betrekking tot duurzaamheid en het gebruik van hulpbronnen. Maar ik vrees dat we niet anders kunnen. Een veelzeggend voorbeeld in dit verband is dat we speciaal een nieuw gebouwtype moeten ontwikkelen om de bestaande wirwar aan wettelijke regelingen te omzeilen. We creëren als het ware een bypass, omdat we de bestaande regels niet meer kunnen oplossen. Dat is eigenlijk bijna absurd. Los van de manier waarop het tot stand is gekomen, is de nieuwe standaard natuurlijk wel toe te juichen. Het zal ons helpen om aanzienlijk pragmatischer oplossingen te ontwikkelen, bijvoorbeeld met betrekking tot toegankelijkheid of geluidsisolatie. Concreet kan een plafond daardoor weer worden ontworpen op basis van zijn statische eisen en niet op geluidsisolatie, waardoor het in totaal dunner kan worden. Dit bespaart grondstoffen en geld.
Meer artikelen
DUURZAAMHEID
INTERNATIONAAL